Rob Terwindt, een paar woorden over en voor hem, en ook over mijzelf

We zijn leeftijdgenoten, dat helpt altijd bij een vriendschap, er is veel vanzelfsprekend en daarover kun je zwijgen.  Met hem was het direct van man tot man, toen wij beiden nog volop spreken konden. Door de telefoon, soms een uur lang, op zijn ateliers, soms uren aaneen, in gezelschapals we bijeen kropen. Aan onderwerpen nooit gebrek: vrouwen. Die van ons, die van anderen,de heimelijke, de onbestaande , de onbestaanbare. Zijn al gauw hese stem maakte het gesprekgemakkelijk intiem, ook de woorden die hij koos. Geestig noemde hij de al te menselijke handelingen. Aan anekdotes geen gebrek, tegen het leedvermaak aanschurkend maar altijd van de goede kant. Hij wist van het menselijk tekort en de Sehnsucht. In zijn werk vind je dat terug. Rob is in zijn werk zelden abstract, je zou in zijn doeken verhalen kunnen lezen, anekdotes kunnen opdiepen. Daar hield hij van: van lezen. Als je op zijn atelier kwam, lag vaak een boek open en daar zei hij dan wat over. Niet te veel, dat moest jezelf ontdekken. Zo hoort dat, ook in zijn doeken. Ik zag eens ooit een van de doeken die Terwindt met 'Leda' heeft aangeduid. Voor degene die niet thuis is in de mythologie: Leda was de moeder van de schone Helena: zij werd begeerd door Zeus, de oppergod. Vreemd gaan was hem niet vreemd; zoals een goede god betaamt, manifesteerde hij zich in allerlei gedaantes om zijn zin te krijgen. Leda bezocht hij als zwaan.
Terwindt schilderde hun aankleving, wat mij inspireerde tot een gedicht, dat ik uiteraard LEDA noemde. Zouden zijn doek en mijn gedicht niet die titel dragen, betekenis hebben door die naamgeving - ik kom weer terug op de hypothese dat niets zou bestaan als het niet uit woorden was gevormd - ze zouden ook moeilijk met elkaar in relatie kunnen worden gebracht, hoewel het gedicht duidelijk over overspel gaat.
Een dergelijke kruisbestuiving ( ik bedoel hier die tussen de beide kunstvormen) vindt nogal eens plaats; het typeert de affiniteit tussen beide; in feite schildert de dichter even goed - zij het met woorden - als de schilder, en waarom spreken we van een poëtische stijl van een bepaald schilder?
Nog een ander punt: van dichters zegt men, dat ze zingen; ze worden zangers genoemd, in klassieken afgebeeld met een lier; ik zal U mijn zangkunst onthouden; toch heeft de dichter een stem die doorklinkt in zijn lyriek, zijn verzen. Van schilders hoor je dat nooit zeggen, hoewel we wel degelijk spreken van 'schreeuwende kleuren', 'zoetgevooisde penseelstreken'; een schilder heeft dus zeker een stem, al hoor je die niet klinken, hoogstens tijdens het schilderen. Zo heeft Terwindt een stem. Sinds kort ook weer letterlijk, nadat die verdwenen was wegens een vervelende aandoening. Was die stem ook weg in zijn doeken?

Terwindt vertrouwde mij onlangs toe, ontdekt te hebben dat zijn - laat ik maar zeggen - donkere pallet van het vorige jaar misschien wel de voorbode was van de ziekte die hem al aan het aftasten was. Ook de thematiek uit die tijd hield een voorafspiegeling in van wat zich later duidelijker manifesteerde: gestalten die zich in het diepe storten; lijken, hun vleeskleurige torso's al in staat van ontbinding.
Uit zijn nieuwste doeken waarvan de levensvreugde je tegemoet spettert, kunnen we gelukkig concluderen dat de kunstenaar aan de beterende hand is. Letterlijk. U hoort dat het zo ook kan. Terug naar deze expositie, naar de panorama's van Terwindt . Hij komt uit Nijmegen, ik ook. Daarom ken ik diens werk. Vrouwen hebben daarin altijd een belangrijke plaats ingenomen. Hun vlezige lijven hangen in honderden huiskamers. Zijn woord is vlees geworden. Hij ging nooit afmetingen uit de weg. Grote doeken maakte hij, grote vlakken bestreek hij, wat dat betreft ben ik zijn tegenpool: mijn verzen zijn altijd klein gebleven. Misschien is het wel die tegenstelling die ons in elkaars werk aantrekt, of is het misschien dezelfde soort emotie - die in ons werk ligt - die ons voor de ander inneemt? Raakvlakken vormen in ieder geval onze decors (een tuin, een vijver, de zee, water) en de erotiek. Proust is in zijn werk altijd op zoek geweest naar dát te schrijven wat hem als schrijver nooit gelukt is. Op zoek naar het werk dat hij niet kan schrijven. Ik citeer Terwindt: ‘ Ik leer het nooit, zeg ik altijd, je leert ‘t ook nooit en als je eindelijk iets door hebt, ligt’t volgende probleem er al weer, dat gaat tot aan je dood door; je leert ’t nooit, gelukkig niet, anders was je uitgeschilderd. ‘t Droevige, ’t pijnlijke daaraan, tegelijkertijd ‘t aardige en ’t hoopgevende: er komt nooit een einde aan.’
Zowel Proust als Terwindt beschrijft de werkelijkheid niet zoals die is maar zoals zij de werkelijkheid ontvangen; kunst is een kwestie van verbeelding, van verbeelde werkelijkheid. Kunst is wat zij zien, wat in hun hoofd ligt opgeslagen. ‘Als ik Proust lees’, zegt Terwindt,
‘ blijven er altijd heel veel beelden hangen, over de zee, de mode, de stad’. Bezie zijn werk om te constateren dat dat geen loze bewering is.
Via het personage Elstir leert Terwindt kijken, zou je kunnen zeggen. Wat die collega uit de 19e eeuw hem bijbrengt, zie je aan zijn schilderijen af. Het laatste kwart van die eeuw heeft Terwindt altijd bijzonder geboeid door wat er gemaakt is, de mensen die toen leefden, de tijd zelf. ‘Daar kan ik iets mee, daar dóe ik iets mee’, zegt hij, ‘Het is een voorbije wereld. Die zit toch in je hoofd, gek genoeg. Die foto’s, die ansichtkaarten uit Normandië in die wereld; als ik naar die ansichtkaarten kijk, kijk ik naar de literatuur en dan zie ik waarom ik Proust zo graag lees’.

Ik denk dat het andersom is: ik denk dat hij door Proust, beter: door wat Marcel vertelt, door wat Elstir schildert en zegt, zo verlangd heeft naar het Normandische landschap, dat hij overwogen heeft daar een atelier in te richten. Marcel en vooral Elstir achterna, denk ik daarbij. ‘Alle schilders van de 19e eeuw’, zegt Terwindt, ‘hebben in Nor-mandië gewerkt; je kunt geen schilderij zien uit de tweede helft van de 19e eeuw of Normandië komt erin voor.’ De parallel met Terwindts werk heeft Dinnissen in haar film benadrukt: de zee als terugkerend, blijvend thema in zijn werk. Je ziet hem starend/dromend over het strand naar zee, al is het de Hollandse. ‘Als iemand dromerig van aard is ’, zegt Elstir, ‘moet je hem er niet van afhouden, hem niet op rantsoen stellen. Zolang je je gedachten afkeert van je dromen, leer je ze niet kennen’. Terwindt zegt het zo: ‘Het is niet gek, zo nu en dan in je hoofd terug te grijpen op een droom’.

Mag ik erop wijzen - dat lijkt me in een centrum voor beeldende kunst best op zijn plaats - dat sinds kort uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken, dat dagdromen goed is voor het creatieve proces, dat lanterfanten loont. Dat wisten denkers al lang. Nietzsche bijvoorbeeld heeft het over de ‘onaangename windstilte van de ziel’ die voorafgaat aan het creatieve proces, en voor Einstein betekende de gave van fantasie meer dan zijn talent voor het opnemen van nieuwe kennis. Terwindt heeft het in de film over ‘een rustperiode’ waarin hij overdenkt wat hij net geschilderd heeft en binnenkort zal schilderen, waarin hij leest, wegdroomt en andere dingen onderneemt dan schilderen want dat doet hij hooguit een uurtje per dag.

Zoals Elstir schildert hij een aantal variaties op eenzelfde thema, verhalende mythologische, bijbelse, literaire voorstellingen, Wargames en zeestukken, maar ook stille schilderijen zoals Stilleven met vissen en zijn serie maskers.
Steeds betreft het een bijna laboratorisch onderzoek naar de ware aard van het onderwerp, naar een picturaal ideaal dat hij in zich draagt, dat hij in een serie varianten op doek zet, zoals Elstir dat doet, zoals Paul Cézanne bijna honderd maal de Mont Sainte Victoire schilderde.

Laat ik komen tot waar ik naartoe wilde.
De film van Dinnissen ligt in de lijn van A la recherche du temps perdu. Zij heeft een portret van Terwindt en zijn werk gemaakt op de wijze van waarop Proust zijn boek samenstelde: uit momentopnames, snapshots, tableaus, scènes, fragmentarisch als een verzameling ansichten.
En zoals alleen het boek van Proust, niet de man erachter, door Terwindt onder haar en onze aandacht wordt gebracht, zo zoomt Dinnissen op Terwindt en zijn werk in, niet op de man erachter.

Dinnissen heeft Terwindt in zijn gedroomd verleden, zijn verloren tijd, misschien wel verloren paradijs geplaatst dat hij in zijn ateliers probeert op te sporen via Proust en ansichten uit de tijd waarin Elstir schilderde. Het is de grote verdienste van Dinnissen, Terwindt zich in haar film die tijd te laten hervinden overeenkomstig het boek van Proust waarvan het laatste deel de titel draagt: Le temps retrouvé, De tijd hervonden.
Dinnissen plaatst Terwindt in het decor dat hijzelf heeft gewild, tegen de achtergrond van zijn favoriete boek, in de tijd en het landschap die hem beroeren. Haar film, Van Vis tot Veldslag, had wat mij betreft dan ook – met een vingerwijzing naar Proust – De hervonden tijd van Robert Terwindt mogen heten.
Als het boek van Proust is het witte doek van Dinnissen waarin zij Terwindt zo goed als vereenzelvigt met een kunstenaar als Elstir, al valt zijn naam nergens in de film. Een 21ste eeuwse Elstir in het Hollandse Berg en Dal in plaats van aan de Normandische kust, dat wel.

Els Dinnissen heeft ons in de ateliers van Robert Terwindt binnengeloodst, maar dat zal niet vaak meer gebeuren, want ‘wil een kunstenaar volkomen naar de letter van de geest leven, dan moet hij alleen zijn en niets van zichzelf wegschenken’, zeg ik Marcel na. ‘In de afzondering van scheppend werk legt het denken een weg af die in de diepte gaat, de enige richting die niet voor je is afgesloten, waarin je verder kunt komen, zij het moeizamer, om iets te bereiken dat hout snijdt’. Ik dank u voor uw aandacht.

Victor Vroomkoning Tachtig, Zijn mooiste gedichten/ Intiem bestaan, over de poëzie van Victor Vroomkoning Gebroken WitVrije ValParenOmmezienDodemontStapelenHet formaat van waterlandBij verstekVerloren spraakIJsbeerbestaanLippendienstOud zeerEcho van een echoKlein MuseumDe laatste dingenDe einders tegemoetOorlogsgeweld in OoijpolderMijn overbuurvrouw is een meeuwLevensbericht Wam de MoorHet Nijmegengevoel Langs brede rivierenOranjesingel 42 Het BenedenstadsliedIk wou dat ik een vogel wasViering 80ste verjaardag op 6 oktober 2018Vluchtelingen in de stadVroom, frivool, VileinIlja Leonard PfeijfferOmtrent VincentGelderlandDe 100 mooiste wielergedichtenVan Hugo Claus tot Ramsey NasrAvenueDe eerste eeuw van BoonDe Nederlandse poëzie in pocketformaatBoem Paukeslag!Tijd is niks, Plaats bestaatOlifant in BoaDe bruiloft van KanaSchijndel belicht en gedichtPoëzie & beeldenStadsdichters bijeenLuister - Rijk - KijkenArnhem-NijmegenAgenda 2007TransfiguratieVers verpaktVerstild Nijmegen, Agenda 2006Waar ik naar verlang vandaagHet liefste wat ik heb25 jaar Nederlandstalige poëzie 1980-2005Agenda 20051944 - Brabants Centrum - 2004Alles voor de liefdeNooit te vangen met haar eigen penNavel van ’t landSpiegel van de moderne Nederlandse en Vlaamse dichtkunst10 Jaar NijmegenprentDe geur van ieder seizoenHet is vandaag de datumDe mooiste sonnetten van Nederland en VlaanderenHoe wordt je halfopen mond gedichtRoute 65Het mooiste gedichtBr.O.Nr.Geen dag zonder liefdeInversZie de stille minuut van de roosGroesbeekOmmetje DukenburgEen proces in de hersenenKeer dan het getij en schrijf!Circuit des SouvenirsSchrijversportrettenDodemontStapelenHet formaat van waterlandBij verstekIJsbeerbestaanTurning TidesEen zucht als vluchtig eerbetoon